Wat doet de overheid in de economie?
De overheid speelt meerdere rollen in de economie:
- Reguleren: Invloed op marktwerking via wetten en regels
- Verdelen: Inkomen verdelen via belastingen en uitkeringen
- Produceren: Levert openbare goederen zoals wegen en onderwijs
Belangrijkste Taken
- Geld verdienen: Via belastingen en premies
- Geld besteden: Voor zorg, onderwijs, defensie, etc.
- Inkomensverdeling: Door subsidies, minimumloon, sociale uitkeringen
- Monetaire politiek: Samen met de centrale bank prijsstabiliteit waarborgen
- Marktwerking verbeteren: Regelgeving tegen monopolies of milieuschade
- Prijsstabiliteit: Inflatie rondom 2%
- Sociale zekerheid: WW, WAO, WIA-uitkeringen
- Openbare goederen: Wegen, bruggen, luchtkwaliteit
- Subsidie: Financiële steun van de overheid aan bedrijven of burgers
- Belasting: Verplichte bijdrage aan de overheid
- Minimumloon: Het laagste loon dat je mag betalen
- Overheidsuitgaven: Wat de overheid uitgeeft aan diensten en projecten
- Begrotingstekort: Als de overheid meer uitgeeft dan ze ontvangt
- Staatsschuld: Totale schuld van de overheid door tekorten
Begrotingstekort
Begrotingstekort = Overheidsuitgaven − Overheidsinkomsten
Als de overheid meer uitgeeft dan ze binnenkrijgt.
Voorbeeld:
Uitgaven: €500 mld
Inkomsten: €450 mld
€500 mld − €450 mld = €50 mld begrotingstekort
Inflatie-effect
Hoge overheidsuitgaven → vraag neemt toe → inflatie ↑
Dit is vooral relevant als de economie al volledig benut is.
Reële rente
Reële rente ≈ Nominale rente − Inflatie
De ECB stelt rente vast, maar de overheid kan ook inflatie beïnvloeden.
Voorbeeld:
Je krijgt 4% rente op je spaargeld, inflatie is 2%
Reële rente = 4% − 2% = 2%
- Overheid: Instelling die regelt, verdeelt en produceert
- Marktwerking: Hoe goed of slecht de markt werkt zonder ingrijpen
- Openbaar goed: Goed dat iedereen gebruiken kan (niet uitsluitbaar)
- Belasting: Verplichte bijdrage aan de overheid
- Subsidie: Financiële steun van de overheid
- Nominale rente: De rente die je op spaargeld ontvangt
- Reële rente: Daadwerkelijke winst aan koopkracht
- Minimumloon: Laagste toegestane vergoeding per uur
- Werkgelegenheid: Meer banen door overheidsbeleid
- Werkloosheid: Gevolgen van te weinig vraag naar arbeid
- Consumentensurplus: Verschil tussen wat mensen willen betalen en wat ze daadwerkelijk betalen
- Producersurplus: Verschil tussen wat producent wil ontvangen en wat hij krijgt
- Overheidsuitgaven: Wat de overheid uitgeeft aan zorg, onderwijs, defensie, etc.
- Overheidsinkomsten: Geld via belastingen en premies
- Begrotingstekort: Uitgaven > inkomsten
- Staatsschuld: Opgebouwd door jaren van tekorten
- Fiscaal beleid: Beleid rond belastingen en uitgaven
- Monetair beleid: Beleid rond rente en geldhoeveelheid
- Collectieve goederen: Openbaar gebruik zonder uitsluiting
- Extern effect: Effect van overheidsbeleid op andere sectoren
Oefenen per categorie
Kies wat je wil oefenen: theorie, formules of alles door elkaar.